Gesprek met Ardin Mourik, de landelijke studentenhuisvestingsregisseur

Op kamers gaan in Bunnik of Nieuwegein is een mogelijke oplossing kamernood

Ardin Mourik Foto: Ivar Pel
Ardin Mourik Foto's: Ivar Pel

We spreken elkaar in een koffietent in Rotsoord, een voormalig industrieterrein net achter station Vaartsche Rijn. Tegenwoordig vind je er verschillende horecazaken, een poppodium en meerdere wooncomplexen. Het gebied heeft dus een behoorlijke verandering ondergaan. “Dit was ooit echt een rommelgebied”, herinnert Ardin Mourik zich. Hoe het nu is ingericht, wijt hij aan de komst van studentenhuisvesting. “Het is gewoon een heel interessant product voor steden om rommelige gebieden te gaan ontwikkelen.” Groot voordeel is dat je veel mensen kwijt kan: studenten hebben over het algemeen geen auto, dus parkeerplekken zijn niet nodig. “Als je kijkt wat hier op dit kleine postzegeltje aan mensen woont en je vergelijkt dat met een gewone woonwijk, dan is de opbrengst natuurlijk veel groter.”

Het moge duidelijk zijn: Mourik maakt zich hard voor de studentenhuisvesting in Nederland. In december werd hij aangesteld als ‘studentenhuisvestingsregisseur’, een functie waarin hij in opdracht van de overheid moet zorgen dat er 60.000 studentenwoningen zijn bijgebouwd in 2030. Dat hebben overheid, onderwijsinstellingen en studentenhuisvesters vorig jaar afgesproken in het Landelijk Actieplan. In Utrecht is momenteel een tekort: de wachttijd voor een kamer bij SSH is meer dan drie jaar. Er is afgesproken dat er 4200 tot 5800 moeten bijkomen voor 2030. Mourik is met de betrokken partijen in gesprek om hen hieraan te houden.

Hij studeerde zelf in Utrecht: eerst de lerarenopleiding Aardrijkskunde aan de HU, daarna Theologie aan de UU. Zijn eerste studentenkamer was aan het Smaragdplein. “Ik denk dat ik daar drie of vier jaar heb gewoond, bij een particulier. Op den duur had ik genoeg inschrijftijd bij SSH, maar ik had toen zo’n leuk huis dat ik het niet meer waard vond om te verhuizen. Ook al betaalde ik veel te veel.” Zijn huurprijs vocht hij aan bij de huurcommissie, die hem in het gelijk stelde. Met ruzie met de huisbaas tot gevolg. “De kwetsbare positie die je als huurder hebt is me altijd bijgebleven”, zegt Mourik. Maar ook hoe belangrijk een kamer is. “Ik kom uit een heel degelijk, christelijk milieu, waarin het niet gebruikelijk is om op kamers te gaan. Toen ik dat wel deed, was ik ook binnen drie maanden uit de kast.” Hij denkt dat dat met elkaar te maken heeft. “Voor zelfontplooiing gun ik iedereen een heel leuk studentenhuis.”

Onvoorziene internationals
Zijn eigen woonervaring heeft hem naar eigen zeggen “aangestoken” om zich in zijn werk met huisvesting bezig te houden. Na enige tijd in het onderwijs gewerkt te hebben, werd hij in 2015 directeur van Kences, het kenniscentrum voor studentenhuisvesting. Ook toen sprak DUB hem. Het leenstelsel was toen net ingevoerd, en de verwachting was dat er minder studenten op kamers zouden gaan. “We moeten goed opletten of nieuwbouw nog past bij het beeld van meer thuiswonende studenten”, zei Mourik toen.

Dat beeld is volledig gekanteld. De destijds verwachte 347.000 uitwonende studenten in 2022 werden er 409.200, wat een toename was van 14 procent over acht jaar. Dat is volledig veroorzaakt door iets wat in 2015 niet was voorzien: een groei van het aantal internationale studenten. “Die hebben allemaal een woonbehoefte”, zegt Mourik, “want in de basis kunnen ze natuurlijk niet reizen. En dat zorgt voor een enorme druk op de markt.” Het merendeel van de studenten komt uit EU-/EER-landen, en die mogen vanwege Europese afspraken niet geweigerd worden. Een oplossing is het verkleinen van het aanbod van Engelstalige opleidingen. “Maar dat zijn hele ingrijpende maatregelen”, vindt Mourik.

Ardin Mourik Foto: Ivar Pel

Sprong naar de regio
Een andere oplossing die hij noemt is “als een dolle bijbouwen.” En daarvoor moeten we verder kijken dan Utrecht, bepleit Mourik. “Ik zie dat studiesteden met veel pijn en moeite binnen de grenzen van de stad dit probleem gaan oplossen. Daar moet je ook beginnen, maar dat houdt een keer op.” Hij vindt dat we op tijd de sprong naar de regio moeten maken: zeker voor internationale studenten. “Voor een student uit China is Bunnik net zoveel Utrecht als Utrecht zelf. In China moeten studenten soms wel anderhalf uur in de trein zitten voor ze op de universiteit zijn.” Mourik weet dat er gemeentes zijn die hiervoor openstaan. Die moeten dat volgens hem wel door een professionele huisvestingsorganisatie laten organiseren, op een relatief grote schaal. “Je hebt een bepaalde massa nodig om te zorgen dat een pand netjes beheerd kan worden en dat er een beetje reuring ontstaat bij de studenten onderling.”

Wat vinden internationale studenten van dit plan? Het is al langer bekend dat het voor hen extra lastig is om een kamer te vinden en ze ook nog eens meer betalen. Sofie (19) studeert Economics en woont sinds december in het centrum. Voor die tijd had ze geen kamer en verbleef ze in een hotel. “Het was extreem moeilijk om een kamer te vinden”, vertelt ze. Ook Edoardo Menoncin (25), student Financial Management, spendeerde zijn eerste twintig dagen in Utrecht in een hotel en een Airbnb. Inmiddels heeft hij een kamer in de Voorstraat, maar daar betaalt hij de hoofdprijs voor. Huisvesting buiten Utrecht zou hij een goede oplossing vinden. “Zolang het minder dan een uur reizen is”, vult zijn vriend Nicolas Stavrides (23) hem aan. “Het is beter dan een hotel”, vindt Sofie.

Elsa van den Brink (22) studeert Sociale geografie en planologie aan de UU en woont bijna vier jaar in Nieuwegein. Ze woont er prettig, maar een nadeel vindt ze de afstand. Even spontaan de stad ingaan zit er niet in, net als ’s nachts terugreizen met het openbaar vervoer. Dat ervaart ook Celine Sanders (21), die Scheikunde studeert en in Bunnik woont. Het Science Park, waar ze vaak college heeft, is binnen vijftien minuten aan te fietsen, maar het centrum is twee keer zo ver. “En om laat in de avond alleen terug te fietsen is niet heel fijn.” Sinds de coronalockdowns rijden nachtbussen niet meer, en door personeelstekorten keren die voorlopig ook niet terug.

 Mourik erkent dit probleem en vindt goed ov een belangrijke randvoorwaarde voor studentenhuisvesting in buitengebieden. “Dat moet echt heel goed zijn. Helaas is het zo dat veel provincies juist bezuinigen op ov.” Hij is daarover in gesprek met de provincie Utrecht. Of hij denkt dat studenten zitten te wachten op een kamer buiten Utrecht? “We weten natuurlijk dat de reisafstand wel een issue is. Maar we redden het anders niet. Op termijn is het óf thuis wonen, óf wat verder van de universiteit af.”

Advertentie