Radicaliseren

“Volgens mijn moeder ben ik aan het radicaliseren.” Ik zeg dit, en het voelt als een biecht. Ik zit in een cirkel klimaatactivisten naast de quad op campus – terwijl we praten, peuteren we aan het gras.

Altijd als ik het gevoel heb dat ik iets groots zeg – zo’n stille waarheid waarvan je niet wist dat het galmde tot je het jezelf hoort zeggen – zuigt mijn hoofd zich het moment daarna vol met onzekerheden in geruis.

Ik vraag me af hoe ik in hemelsnaam moet verantwoorden dat ik sprietje na sprietje uit het grasveld trek, terwijl ik aan het vergaderen ben over planten- en dierenrechten.

Ik vertel de groep dat ik soms twijfel in wat we doen.

De wolken schuiven, een zonnestraal schijnt in mijn ogen. Het gezicht van mijn lievelingsdocent die ook lid van de groep is, licht op.

Hij stelt me gerust, volgens hem radicaliseert elke twintigjarige, en het twijfelende stemmetje dat ik hoor is geen ontspoorde zelfkritiek, maar een double consciousness: als eerste zal ik mezelf het narratief vertellen dat van mij verwacht wordt, pas daarna, en veel zachter, volgt de minder gevormde, eigen gedachte.

Het is een opluchting – mijn twijfels liggen niet aan een persoonlijk gebrek. Ik ben twintig en een half, en ik ben eindelijk bijna uit de puberale fase waarin ik alles op mezelf wil betrekken. Om los te breken, hoef ik mezelf niet te bekritiseren, maar gewoon de maatschappij – ik weet nog niet zo goed of ik er in geloof, maar ik vind dit in ieder geval een stuk leuker klinken, constructiever ook.

Mijn klimaatgroep, de Zoöp, heeft als doel representatie te regelen voor niet-menselijke levensvormen in de beslissingsprocedures van onze universiteit. Om grip te krijgen op deze taak is er een methode opgesteld, waarvan de eerste stap radicale observatie is. Het woord ‘radicaal’ insinueert iets spannends, maar eigenlijk betekent het vooral dat we onszelf serieus proberen te nemen voor het serieus nemen van een struik. Mijn moeder zal het radicaliseren noemen, maar volgens mij is de kern van haar zorgen dat ik aan het opgroeien ben. Ik had verwacht dat dit zou bestaan uit administratieve bezigheden, maar in plaats daarvan worden de kaders van mijn wereldbeeld weggeveegd.

Over drie weken vertrek ik op uitwisseling naar California, daar blijf ik dan een half jaar. Het eerste narratief dat ik je vertel, is dat ik zin heb om te surfen en te schrijven, maar stiekem, en veel zachter, heb ik vooral zin om het gebrek aan continuïteit dat ik vanbinnen voel ook naar buiten toe te uiten. Ik fluister dit bedolven in zuigend geruis op een feestje aan een vriend, en hij vertelt me dat ik me nergens zorgen over moet maken - als ik terugkom zal alles hetzelfde zijn, behalve ik.


Als je Sophie's verhalen ook na deze column wilt blijven lezen, kun je haar het beste op Instagram volgen: updates @soophotos

Advertentie