En geesteswetenschappers, hoe zit het met visie?

Er komt een vacature voor een decaan in de faculteit Geesteswetenschappen. Is dat de aanleiding voor vicedecaan Ted Sanders en directeur bedrijfsvoering Miranda Jansen om de noodklok te luiden? Die noodklok wordt door geesteswetenschappers immers al decennialang geluid en zonder veel effect. ‘De financiële situatie is nijpend’, ‘het water aan de lippen’, ‘een heel pijnlijke maatregel’, aldus Sanders & Jansen. Hoe vaak hebben de collega’s aan deze faculteit dergelijke bestuurlijke alarmbellen de afgelopen 30 of 40 jaar niet horen klinken?

Nu er een vacature in het verschiet ligt, is er gelegenheid om iemand aan te stellen die het aandurft eens een andere klok te luiden. Laat ik voorop stellen dat de ‘situatie’ zonder enige twijfel ‘nijpend’ is. Het coronajaar heeft vanwege het intensieve onderwijs, dat onlosmakelijk met de beoefening van de Geesteswetenschappen verbonden is, juist deze faculteit keihard getroffen. Docenten die al bijna onder de werkdruk bezweken, staan nu op instorten. Dan wordt vervolgens de onderzoekstijd over de hele linie teruggeschroefd, terwijl het wetenschappelijk excellentietraject à la NWO onverkort doordendert. Dat wringt. Het is bij Geesteswetenschappen, in Utrecht en elders, bepaald geen vrolijke boel.

Visie en strategie
Waar je als betrokken collega naar verlangt, is een richtinggevende visie. Nu hebben Sanders & Jansen vermoedelijk een visie, naast de voorstelling van een koers om die visie te realiseren. Welnu, wat is de visie van Sanders & Jansen? Zij staan achter de uitspraak: ‘een brede faculteit Geesteswetenschappen met een groot palet aan opleidingen.’ Oké, genoteerd, maar hoe bereik je dit doel?

Blijkens het interview met Sanders & Jansen komt hun strategie neer op het verzoek een flinke financiële injectie in de Geesteswetenschappen te plegen, kennelijk op grond van de veronderstelling of verwachting dat (a) er in de politiek voldoende genegenheid en daadkracht bestaat om flink in de buidel te tasten; (b) het College van Bestuur bereid is het Universitaire Verdeelmodel aan te passen; en (c) actiegroepen als WOinActie de publieke opinie, de media en daarmee de Tweede Kamer voldoende weten te beïnvloeden. Intussen investeren zij in aardige interdisciplinaire studies die prima in de etalage passen maar het probleem niet oplossen.

Tja, dit is een visie en ook een soort van strategie. Het is een erg conservatieve visie, om alles wat altijd al bestond in stand te houden op basis van het 19de-eeuwse ideaal van een klassieke universiteit. En het is een strategie gebaseerd op een flinke portie wishful thinking en dus zonder buitengewoon veel werkelijkheidszin. Het plan B (mochten de verwachtingen niet uitkomen) is een visieloze toepassing van de kaasschaafmethode: ‘reorganisatie’, ‘rigoureuze maatregelen’, enzovoorts. Kortom, een zwakke want verouderde visie, die ook nog gebaseerd is op een beroerde strategie.

Het kan zijn dat in dit tijdsgewricht geen enkele visie realistisch is, want zoals Sanders & Jansen uitleggen: ‘de concurrentie tussen instellingen is groot’. Dus moet de politiek ingrijpen. Maar visie is op dit moment niet de sterkste kant van de politiek. Alle reden dus om vanuit de universiteit zelf minder behoudende visies voor te stellen, in de hoop dat de faculteit Geesteswetenschappen een decaan weet aan te trekken die in staat is verder te kijken dan de door Sanders & Jansen verkozen handhaving van het bestaande.

Het afvoerputje-effect
Er zijn grofweg drie modellen en elk laat zich verantwoorden door een visie. Volgens het eerste model – overigens één dat in decanenland al net zo lang besproken wordt als dat men er de noodklok luidt – verdeel je de diverse opleidingen over de instellingen. Frans gaat naar universiteit X, Middeleeuwse Geschiedenis naar universiteit Y, Genderstudies naar universiteit Z. Dit model impliceert een flinke aanpassing van de allesomvattende faculteit. Maar als je toch wilt ingrijpen in het klassieke model, denk dan meteen ook na over het bestaansrecht van sommige studies. Of schudt het stof der eeuwen van je af door het roer flink om te gooien. Zet bijvoorbeeld in op de digitalisering, zoals ik eerder hier (tevergeefs) heb bepleit.

Eerst dit, voordat ik het tweede model over het voetlicht breng. De Geesteswetenschappen gaan net als opleidingen als Psychologie en Biologie gebukt onder wat een collega hoogleraar ooit het ‘afvoerputje’-effect heeft genoemd. In elke opleiding heb je studenten die tot de toplaag behoren. In elke opleiding heb je studenten die tot de onderlaag behoren. Maar in sommige opleidingen, zoals die in de bètahoek (astrofysica en theoretische natuurkunde bijvoorbeeld) ligt de onderlaag stukken hoger dan de onderlaag in de Geesteswetenschappen. Heel kort door de bocht: als je geen statistiek, wiskunde of logica aankunt, dan ga je maar geschiedenis studeren.

Dit levert docenten in de Geesteswetenschappen een enorme werkdruk op. Want wat doe je als je in een op schrijven ingestelde discipline onderwijs geeft en niets wil afdoen aan je eigen wetenschappelijke kwaliteitseisen, maar intussen geconfronteerd wordt met studenten die niet alleen de basisregels van de grammatica niet beheersen. maar bovendien geen betoog kunnen opzetten of logisch argumenteren? Je bent uren kwijt aan het corrigeren van werkstukken en scripties, veel meer dan in welke andere faculteit ook. Dan is het beter toeven bij de psychologen, waar je nog af en toe een multiple choice-toets kunt uitzetten, om die vervolgens door een computer te laten nakijken.

Elite-opleiding
De vraag rijst dan: hoe voorkom je dat je als opleiding het laatste redmiddel voor twijfelachtige studenten wordt? Je kunt een tweede model toepassen. Dan handhaaf je over de hele linie de hoogste (en voor elke zichzelf respecterende universiteit normale) wetenschappelijke kwaliteitseisen en maak je van de universiteit een elite-opleiding. Naast numerus fixus en bindend studieadvies komt dit neer op het invoeren van stevige drempelvakken, zoals algoritmisch denken, logica, statistiek, wiskunde, noem maar op.

Dit tweede model roept allerlei visie-gerelateerde vragen op, zoals: hoeveel geesteswetenschappers heeft een samenleving eigenlijk nodig? Begrijp mij niet verkeerd, de Geesteswetenschappen zijn onmisbaar. Maar hoeveel cultuurhistorici of mediawetenschappers moet je kweken om maatschappelijk welvaart en welzijn te bevorderen? Veel minder dan er nu aan de academische poorten worden afgeleverd, vermoed ik.

Er is nog een derde model. Je maakt van het hoger onderwijs een brede opleiding door de universiteit en het hogere HBO-segment samen te voegen in een bacheloropleiding. Vervolgens handhaaf je de hoogste wetenschappelijke kwaliteitseisen in de master, die een elitestudie wordt. Dan moet je wel het aantal masteropleidingen flink terugbrengen. Dit model is sympathiek omdat je studenten met een sociaaleconomische of culturele ‘achterstand’ veel betere kansen biedt en bovendien de laatbloeiers in de gelegenheid stelt alsnog te schitteren.

Geen van deze modellen annex visies is nieuw. Maar zo visieloos als de politiek vaak is, zo visieloos zijn vaak de facultaire plannen en leiders. Het gebrek aan visie en durf komt natuurlijk niet geheel op het conto van bestuurders, want medezeggenschapsraden zijn uit de aard conservatief en kunnen flinke obstakels opwerpen. Maar het kan geen kwaad bij decanale vacatures naar een visionaire blik te vragen, en visies niet uitsluitend over te laten aan opticiens.

Advertentie