Oproep om promotierecht uit te breiden

'Maak alle gepromoveerde docenten op de universiteit professor’

Hoogleraren cortège 2018 Foto: DUB
Het cortège tijdens de Dies 2018. Foto: DUB

Een stoet van hoogleraren in toga die van het academiegebouw naar de Domkerk lopen aan het begin van de Dies, het verjaardagsfeestje van de universiteit dat dit jaar op 27 maart wordt gevierd. Het is een van de privileges die (gepensioneerde) hoogleraren hebben. Enerzijds heeft het iets moois, een zichtbare presentatie van de universiteit. Anderzijds heeft het ook iets vreemds. Want waarom worden hoogleraren zo apart gezet? Wat maakt hun werk zoveel beter dan de rest van de medewerkers aan een universiteit?

De afgelopen maand is er een discussie ontstaan over de positie van de hoogleraar. In Nederland mag alleen een hoogleraar zich professor noemen en krijgen zo het daarmee gepaard gaande aanzien. Ook heeft de hoogleraar bepaalde privileges die andere wetenschappers niet hebben, zoals het promotierecht en het dragen van een toga bij academische plechtigheden. 

“Het dragen van een toga is gereserveerd voor een elitair gezelschap”, constateert James Kennedy een Utrechtse universiteitshoogleraar in zijn column in Trouw. Hij kwam twintig jaar geleden vanuit de VS naar Nederland. “Ik ben niet de enige buitenlander die zich afvraagt waarom een land dat zegt egalitair te zijn, deze hiërarchie in stand houdt. Nederland mag een minder hiërarchische academische cultuur hebben dan Frankrijk of Duitsland, toch lijkt de toga belangrijk om de pikorde in stand te houden.”

 

hoogleraren toga's Foto: DUB

Accent op teamwerk
De discussie reikt verder dan de toga. De Maastrichtse hoogleraar Rechten Jan Smits zwengelde in NRC Handelsblad de discussie aan met het opiniestuk Weg met de hoogleraar, iedereen professor. Hij stelt dat het huidige systeem op de schop moet als je serieus werk wilt maken van ‘het ruimte geven voor ieders talent’.  Als aanleiding noemt hij het nieuwe personeelsbeleid Erkennen & waarderen waarin de Universiteit Utrecht het voortouw heeft genomen. Het accent in het onderwijs en onderzoek moet meer op teamwerk komen te liggen en minder op de leider van het team. Dat is volgens Smits een goede reden om de hiërarchie aan de orde te stellen.

Hij wil de bestaande rangen afschaffen en iedereen professor noemen, die dezelfde taken krijgen op het vlak van onderwijs, onderzoek, management en promotierecht. Op basis van een beoordeling moet duidelijk zijn of de wetenschapper bepaalde taken kan vervullen. Want zegt hij als je talenten voor de universiteit wilt behouden, moet je af van het uitgesproken hiërarchische systeem dat je geacht wordt te doorlopen na de promotie: van universitair docent naar universitair hoofddocent tot hoogleraar. Hoe hoger in de rangorde, hoe minder plekken er beschikbaar zijn.  Dit systeem werkt volgens hem niet. Zo zijn de bevorderingscriteria per universiteit uiteenlopend wat niet objectief te noemen. Veelal wordt de doorstroming bepaald door geld en niet op basis van kwaliteit of expertise. Dat leidt tot frustratie. Daarnaast zijn de taken van de functies weinig onderscheidend, ze doen allen onderzoek, geven onderwijs en hebben in meer of mindere mate managementtaken. Tenslotte geeft de hiërarchie een verkeerd signaal omdat de suggestie ontstaat dat de kwaliteit van het onderzoek wordt bepaald door de plek in de rangorde.

Promotierecht
Hieke Huistra, een Utrechtse wetenschapshistoricus bij het Freudenthalinstituut geeft daar in haar column in Trouw een mooi voorbeeld van. Ze wilde een student voordragen voor een scriptieprijs, maar mocht dat niet omdat ze geen hoogleraren of  universitair hoofddocenten is. Als eerste begeleider van de student moest ze dus het verzoek doorspelen.

Als tweede voorbeeld noemt ze het promotierecht. Zij begeleidt met een collega een promovendus. Het geld hebben ze samen binnengehaald en ze heeft alle expertise op dit vakgebied. Maar ze mag uiteindelijk niet  beoordelen of het proefschrift voldoende niveau heeft. “Dus maar weer een hoogleraar gevraagd, die er heus ook wel iets van weet, maar, als ik zo vrij mag zijn, toch aanzienlijk minder dan mijn collega en ik.”

James Kennedy verbaast zich erover dat het promotierecht in Nederland is voorbehouden aan hoogleraren en sinds kort ook aan een beperkt aantal universitair hoofddocenten. In Amerika zijn er  drie soorten wetenschappelijke aanstellingen: assistent, associate en full-professor. Zij hebben allemaal promotierecht.

Belgisch systeem
Datzelfde geldt voor België. Daar krijgt – net als in Amerika-  iedere gepromoveerde met een onderwijsopdracht en een onderzoekstaak een universiteit de titel professor en hebben zij promotierecht. De verschillen tussen de functies docent, hoofddocent en gewoon hoogleraar bestaan wel, maar zijn beperkt. “Intern is er dus minder hiërarchie en symbolisch onderscheid; en voor de buitenwereld is iedereen professor”, zegt Ingrid Robeyns in een artikel in NRC Handelsblad.

Ze noemt het fundamentele probleem van het Nederlandse systeem dat het aantal posities waar we hier mensen ‘professor’ noemen kunstmatig schaars is gemaakt. Er is maar een beperkt aantal vacatures waardoor veel excellente ud’s en uhd’s nooit professor zullen omdat er geen positie vrij komt, zo zegt ze. , eenvoudigweg omdat er geen hoogleraarspositie vacant komt. Omdat professoren buiten de universiteiten veel aanzien krijgen, wordt de excellente ud vaak niet gehoord in de samenleving, omdat men voor een commissie of een debat liever een professor vraagt.

Promotie via skype Foto: Bas Schreiner

Promotie via Skype. Foto: Bas Schreiner

Geen beschermde titel
Wat betreft rector Henk Kummeling mag iedereen zich professor noemen, dat is geen beschermde titel. Hij is er niet voor om iedereen die gepromoveerd is zomaar het Ius promovendi te geven. “Iemand die bewezen onderzoekskwaliteiten heeft, is nog geen goede begeleider. Juist in die begeleiding gaat er nogal eens wat mis, zo hebben ons de afgelopen jaren geleerd. Daarom moeten onderzoekers eerst een opleiding in begeleiding krijgen en zich daarin ook bewijzen voor dat ze het promotierecht krijgen.” Hij stelt dat dit promotierecht de afgelopen jaren al meer en meer is uitgebreid. “Ruim 150 universitair hoofddocenten van de UU hebben de afgelopen jaren het Ius promovendi gekregen, op een huidig totaal van 340 uhd's.”

Hij is het er overigens niet mee eens dat de toga louter een uiterlijk verschijnsel is. “Het staat symbool voor academische waarden. Dragers van de toga zijn uitdragers van die waarden. Bewezen leiderschap in de zaken die voor ons van belang zijn, onafhankelijkheid en integriteit staan daarbij centraal. Als deze worden geschonden, zal de toga uit moeten. Het is niet voor niets dat de daar de laatste jaren zeer scherp op letten.”

Symbolische ongelijkheid
Ook Paul Boselie, hoogleraar Bestuurs- & Organisatiewetenschap en voortrekker van het programma Erkennen & Waarderen waarschuwt voor egalitairsme. “Het dragen van de titel van professor is meer dan een titel.” De positie vraagt om een bepaalde (leidinggevende) verantwoordelijkheid en leidinggevende capaciteiten. Hoogleraren hebben aantoonbare kwaliteiten waardoor ze met groot gezag vanuit de universitaire gemeenschap het maatschappelijke en politieke debat kunnen voeden met wetenschappelijke kennis.”

Boselie vindt het goed dat ook universitair hoofddocenten voor het promotierecht in aanmerking komen. “Maar ook dat is niet helemaal vrijblijvend. Promovendi begeleiden is geen vanzelfsprekendheid en beoogde (co)promotoren moeten de kans krijgen om begeleiden te leren.”

hoogleraren Betweterfestival Foto: Betweterfestival

Publieksvoorlichting wordt vaak gezien als "hobbyproject". Foto: Betweter Festival 2016

Ondersteunend personeel
Nu gaat de discussie verder dan alleen de rangen van de wetenschappers. Binnen de Universiteit Utrecht is recent een discussie ontstaan over de vraag of je het onderscheid tussen wetenschappelijk en ondersteunend personeel niet moet opheffen. Kummeling: “Het gaat hier om de principiële erkenning dat de bijdrage van iedereen van belang is voor de kwaliteit van ons werk, de dingen die we doen in voor onderwijs en onderzoek én voor de samenleving.”

In beide discussies wordt een link gelegd met Erkennen & Waarderen. Door het strikte onderscheid op te heffen, zou je volgens Stefanie Vrancken, beleidsmedewerker Erkennen & Waarderen, zichtbaar kunnen maken dat de waardering voor alle medewerkers gelijk is. Ze bevestigt dat de bestaande functies zullen blijven bestaan. “Je hoopt wel dat de kloof kleiner wordt en medewerkers elkaar sneller opzoeken om samen te werken.”

Sociale veiligheid
Duidelijk is dat Erkennen & Waarderen het denken over de wetenschappelijke functies op scherp heeft gezet. Hieke Huistra spreekt over de academische piramide, een hiërarchisch systeem dat niet bevorderlijk is voor werkplezier of zelfbeeld, en een gevaar voor sociale veiligheid. En dat blijft niet alleen beperkt binnen de wetenschappelijke staf. Kummeling erkent het probleem. “Het is helaas zeker nog zo dat er op er bepaalde plekken in de universiteit nog sprake van een geperverteerde hiërarchie, waarin personen baas zijn en bazig doen louter op basis van aantallen promovendi en publicaties. Daar willen we niet voor niets vanaf. Open Science en het programma Erkennen & waarderen moeten daar een aanjagersrol in spelen.”

Advertentie