Animaties moeten studenten helpen

Universiteit probeert studenten na corona weer bij de les te krijgen

gedragscode studenten Foto: DUB
Foto: DUB

‘Ze weten niet meer hoe ze met elkaar en met ons om moeten gaan.’ Die noodkreet van docenten hoorde Caspar de Bok de afgelopen maanden maar al te vaak. Volgens de teamleider Onderwijsbeleid van de faculteit Rechten, Economie, Bestuur en Organisatie (Rebo) verloopt de overgang van de middelbare school naar de universiteit sinds de uitbraak van de corona-epidemie moeizamer dan voorheen. “Studenten lijken soms niet meer op de hoogte te zijn van de basale etiquette. Online onderwijs is toch echt anders dan op locatie.”

De zorgen richten zich volgens De Bok op tal van zaken. Dat veel studenten liever niet worden aangesproken en niet actief participeren tijdens colleges, bijvoorbeeld. Dat ze niet weten hoe je netjes communiceert in mails aan een docent. Dat ze bij problemen heel snel ‘escaleren’ en verhaal halen bij examencommissies. Maar ook dat er geregeld filmpjes uit collegezalen op TikTok of andere sociale media verschijnen.

Veel docenten vinden dat soort zaken lastig, bleek eerder ook al uit het gesprek dat DUB had met Marian Joseph. Zij is de eerste ‘docentendecaan’ van de faculteit Rebo en helpt docenten die zich geen raad weten met het optreden van hun studenten.

Studenten zelf zien overigens ook problemen, benadrukt De Bok. “Die vertellen ons dat ze eigenlijk niet goed weten wanneer ze een docent mogen benaderen en hoe ze dat het best kunnen doen. Ook weten ze vaak niet waar ze heen moeten als een docent geen antwoord heeft of hen niet verder kan helpen.”

gedragscode studenten Foto: DUB

Foto: DUB

Liever gesprek dan regels
Omdat vanuit andere faculteiten gelijksoortige geluiden kwamen, zagen De Bok en zijn collega’s de noodzaak om de ergernissen, misverstanden en vragen “bespreekbaar te maken”. Met subsidie uit de pot met NPO-gelden voor de reparatie van corona-achterstanden worden nu enkele animaties gemaakt die daarbij moeten gaan helpen. In deze animaties worden verschillende situaties belicht waarmee studenten in aanraking kunnen komen tijdens hun studie.

De Bok denkt dat een gesprek - bijvoorbeeld in introductieperioden of in tutorbijeenkomsten - over de gewenste omgangsvormen beter werkt dan simpelweg regels stellen. Met een animatie kan een onderwerp naar zijn mening op een luchtige manier aangekaart worden en kan er ook een bredere context geschetst worden.

“We onderzoeken nu samen met studenten en docenten welke situaties en onderwerpen in die animaties aan bod moeten komen. Het streven is dat alle UU-opleidingen ze vanaf het begin van het nieuwe jaar kunnen gebruiken.”  

Lachend: “Uiteindelijk hoop ik dat er dan ook minder docenten bij Marian Joseph gaan aankloppen.”

Volwassen mensen
De voorzitter van de studentgeleding in de U-raad Job de Jager ziet niet zo snel bewijs dat studenten zich door corona plots heel anders zijn gaan gedragen in de collegezaal. “Dat soort klachten waren er daarvoor toch ook al?” Toch vindt ook hij de animaties wel een goed idee.

“Beginnende studenten vinden het altijd best lastig om hun weg te vinden binnen de universiteit. En elke docent is anders en doet anders, wat het moeilijk maakt om te bepalen wat je realistisch gezien mag verwachten van een docent. Het is alleen maar goed dat dat nu expliciet benoemd wordt.”

Maar of je er bent met een animatie en een gesprek? Dat betwijfelt hij. “Eigenlijk zou dit binnen opleidingen een doorlopend gesprek moeten zijn tussen volwassen mensen, toch?”

Open houding
Dat studenten weten hoe ze goed met elkaar en de docent omgaan, is ook van belang omdat de universiteit graag wil dat studenten in de collegezaal een 'open' dialoog aangaan, stelt hoogleraar Leoniek Wijngaards- De Meij. Zij is met universitair beleidsadviseur Kim Zunderdorp trekker van het universitaire programma ‘Open Education’ dat er onder meer op is gericht om het UU-onderwijs meer te laten aansluiten bij maatschappelijke vraagstukken.

Ook in dat kader moeten studenten “een open houding” hebben, zodat ze zich kunnen mengen in het vaak gepolariseerde debat over belangrijke thema’s.  Studenten laten ook steeds vaker blijken dergelijke discussies interessant te vinden en zich daarin te willen uiten, en dit vindt ook steeds vaker plaats in de collegezaal.

Wijngaards -De Meij: “Wij willen graag dat studenten een open gesprek met elkaar kunnen voeren. Dan is het belangrijk om met elkaar te kunnen bespreken hoe je dat doet en wat bijvoorbeeld het concept ‘academische vrijheid’ betekent.”

Onder meer binnen haar eigen faculteit Sociale Wetenschappen wordt nu onderzocht welke afspraken studenten en docenten moeten maken om tot vruchtbare discussies te komen.

Duidelijker zijn
Ook Onderwijswetenschapper Luce Claessens vindt dat opleidingen in actie moeten komen om ervoor te zorgen dat studenten weer weten wat er van hen wordt verwacht. Ze ziet dat daar nu verwarring over bestaat.

“Gaan studeren aan een universiteit is ook een kwestie van ‘enculturatie’: het je eigen maken van de regels en cultuur in een bepaalde setting. In coronatijd was dit echt een andere setting dan normaal. Studenten die net van de middelbare school komen, hebben bovendien twee jaar thuis gezeten. Die hebben niet kunnen oefenen met basale processen die ook aan de universiteit van belang zijn. Denk aan: samenwerken, debatteren of je juist autonoom durven opstellen in een groep.”

Het gesprek aangaan met studenten is essentieel, erkent Claessens. Maar volgens haar zal de universiteit ook weer gewoon wat duidelijker moeten worden. “We hebben terecht veel meebewogen in coronatijd. Dus onze studenten gingen er op een gegeven moment bijna vanuit dat ze een nieuwe herkansing zouden krijgen voor een tentamen. Dat is niet meer zo. We hebben nu een mail gestuurd waarin we hebben uitgelegd wat de herkansingsregels zijn en dat we die gaan handhaven.”

Voor het hanteren van de aanwezigheidsplicht geldt volgens de onderwijswetenschapper hetzelfde. Die kan nu een belangrijk doel dienen. “Veel studenten komen niet meer naar college. Daar zijn verschillende redenen voor: er zijn bijvoorbeeld meer studenten die nog bij hun ouders wonen. Maar studenten zijn ook gewoon bang geworden om onder de mensen te komen. En dat is heel jammer. Want wie niet komt, voelt vaak ook minder betrokkenheid bij de studie. En basale motivatietheorie zegt dat die betrokkenheid een voorwaarde is om gemotiveerd te raken.”

Studie steeds minder centraal
Het gebrek aan betrokkenheid van studenten baart ook de senior teaching fellows van de universiteit zorgen. Volgens innovatiewetenschapper en senior fellow Frank van Rijnsoever stond het thema de afgelopen maanden meerdere malen op de agenda van bijeenkomsten en overleggen van deze universitaire onderwijskopstukken. “Ook omdat het zo nauw verbonden is aan studentenwelzijn.”

Naar de mening van Van Rijnsoever had de trend naar een wat apathische studiehouding zich al ingezet, maar is deze door corona “sterk geaccelereerd”. “Voor een bezoek aan ASML hadden zich maar 38 studenten gemeld, en op de dag zelf kwamen er 10 niet opdagen zonder afmelding. Dat vond ik wel tekenend. Studenten hebben steeds vaker een houding van: leuk dat het er is, ik kijk wel of ik er gebruik van maak.”

Voor een groeiende groep studenten staat studeren en het contact met andere studenten en met docenten steeds minder in het centrum van de aandacht, merkt Van Rijnsoever. “Zeker in coronatijd hebben studenten hun toevlucht gezocht tot andere sociale netwerken, hun studentenhuis, hun vriendenkring, een bijbaan of hun studentenvereniging.”

Niet alleen een kennisfabriek
Voor een deel heeft de universiteit dit naar zijn mening over zichzelf afgeroepen door het gebrek aan ontmoetingsruimten voor studenten en de introductie van veel online onderwijs. De grote vrije ruimte in het Utrechtse onderwijsmodel helpt wat hem betreft ook niet mee. “Het model geeft je de ruimte om je eigen programma vast te stellen, maar studenten zitten daardoor wel steeds bij andere studenten die ze niet kennen. Dat draagt niet bij aan het vormen van een studiegemeenschap.”

Maar er is volgens Van Rijnsoever ook sprake van een maatschappelijke ontwikkeling waar de universiteit eenvoudigweg mee om zal moeten leren te gaan. Het oude normaal komt volgens hem niet meer terug. En in meer verplichtingen ziet hij weinig.

“We zullen studenten een reden moeten geven om naar hun onderwijs te komen, want we willen wel een academische gemeenschap zijn en niet alleen maar een kennisfabriek. Naar mijn idee betekent dat dat we activerend onderwijs moeten bieden. Studenten komen niet meer naar de campus om een hoorcollege bij te wonen; een deel van de inhoud daarvan kun je ook als kennisclips of podcasts aanbieden die ze thuis kunnen bekijken of beluisteren. Als studenten op de campus zijn, kun je je dan veel meer richten op interactie en op vaardigheden leren. Dat kun je thuis niet.”

gedragscode studenten Foto: Shutterstock

Foto: Shutterstock

Extra energie
Luce Claessens ziet veel mogelijkheden voor innovatief en activerend onderwijs, maar tegelijkertijd weinig ontwikkelingen op dat gebied. “Ik zou graag willen dat we op die manier naar een nieuw normaal waren gegaan. Maar om mij heen zie ik eerder het omgekeerde gebeuren. Docenten grijpen vaak weer terug naar het bekende stramien van colleges en toetsen, óók omdat veel studenten daar zelf om vragen. Die zeggen het helemaal niet zo fijn te vinden om thuis in hun eentje de kennisclips te bekijken en alleen voor debatten en discussies naar de universiteit te komen. Zij lijken juist te vragen om een standaard college waarin een docent vertelt hoe het zit.”

Universiteitsraadslid Job de Jager vraagt zich ook hierbij af of de klacht van docenten over apathischere en minder betrokken studenten daadwerkelijk nieuw is en of corona inderdaad alles op scherp heeft gezet. Hij verwijst naar de discussies over de ‘zesjescultuur’ die al veel langer lopen. “Dat studenten zich niet alleen meer focussen op hun studie horen we nu niet voor het eerst. Bijbaantjes, al dan niet financieel noodzakelijk, zijn belangrijker geworden, hetzelfde geldt voor extracurriculaire activiteiten. De druk op studenten op studenten om méér te doen neemt al jaren toe.”

Volgens De Jager is het misschien wél zo dat studenten na corona veel extra energie hebben. Ze kunnen weer dingen doen. En die energie richten ze niet op hun studie, omdat in coronatijd de studie of school juist zo’n beetje het enige was wat er was. “Iedereen zat uren achter zijn laptop, wat ook tot veel psychische problemen leidde. Nu is het even tijd voor andere dingen.”

Hij betwijfelt of dit een blijvend effect is. “Maar het lijkt me in ieder geval belangrijk dat de universiteit goed gaat nadenken over hoe een academische studie zich verhoudt tot al die andere zaken die belangrijk zijn voor studenten, en welk soort onderwijs daarbij past.”

Studeren valt steeds zwaarder
Zowel Van Rijnsoever als Claessens geven aan dat hun opleidingen al eerder hebben besloten om extra hun best te doen om nieuwe generaties studenten duidelijk te maken wat studeren aan een universiteit precies betekent. Daarbij gaat het dan vooral om ‘het leren studeren’.

Die aandacht is des te belangrijker omdat beiden óók merken dat nieuwe studenten hun opleiding steeds zwaarder lijken te vinden. Van Rijnsoever: “Uit evaluaties blijkt regelmatig dat hetzelfde vak elk jaar als steeds zwaarder wordt beoordeeld, terwijl er nauwelijks iets aangepast is.”

Claessens: “We zien ook meer studenten die het gewoon niet trekken, nog afgezien van de groeiende groep studenten met werkelijke mentale problemen. Dat lijkt te vragen om - wat ik maar noem - “platte zelfregulatie”. Hoe studeer je? Waar besteed je je tijd aan? Daarbij moeten we als opleiding nu meer helpen dan een paar jaar geleden.”

gedragscode studenten Foto: 123rf

Foto: 123rf

Advertentie