Niet alleen eerstejaars

Ook ouderejaars in de stress door kamertekort

The student camping
IN 2017 protesteerden studenten in De UIthof tegen de kamernood, foto DUB

Voor veel studenten is de kamernood niet alleen maar een tijdelijke hobbel die in het eerste jaar van hun studie moet worden genomen. Voor velen is het iets dat hen achtervolgt tot aan het afstuderen. Ik, een derdejaarsstudente Media & Cultuur uit Italië, ben een goed voorbeeld. In mijn eerste jaar wist ik een kamer te bemachtigen via het SSH Short Stay Programme: toen het tijd was om sneller dan de rest te zijn om een kamer te bemachtigen, had ik mezelf omringd met familie en laptops om samen op kamers te ‘klikken’. Het jammere aan het short stay programme is, zoals de naam al zegt, dat het gaat om een tijdelijke kamer. Na een jaar was ik dus thuisloos.

Eerst trok ik in bij een vriend wiens huisgenoot een paar maanden op uitwisseling was. Toen die huisgenoot terugkwam, heb ik twee weken gecouchsurfed, voordat ik verhuisde naar een piepkleine studio voor een belachelijk hoge huur in een splinternieuw studentencomplex; ik had geen andere opties. Na een maand kochten de ouders van een vriend een extra huis in Utrecht (geen idee hoe, in deze economie) en boden ze me een kamer aan. Ik moest nog wel twee maanden wachten voordat ik erin kon trekken, omdat er nog verbouwd werd. Natuurlijk gaf ik meteen mijn veel te dure kamer op: de huur in het huis was laag, mijn huisgenoten leuk, en de locatie geweldig. Maar helaas blijkt dat een huis verbouwen in twee maanden tijd een fantasie is. Het kostte nog twee maanden van wonen zonder internet, bijna geen waterdruk, en geen functionerend fornuis – om maar niet te spreken van de talloze werklui die dag na dag het huis binnenliepen – voordat ik die plek eindelijk thuis kon noemen.

Voor studenten in hun tweede of derde jaar van hun studie kan de zoektocht naar een woning soms nog een grotere worsteling opleveren dan voor eerstejaars. Zij hebben in elk geval de optie om hun studie in Utrecht te heroverwegen, of uit te stellen, als ze geen kamer kunnen vinden. Maar tweede- en derdejaarsstudenten moeten aanwezig zijn in Nederland als ze hun studie willen vervolgen of op tijd willen afronden. De vriendschappen die in het eerste jaar zijn gevomd kunnen helpen, maar zijn geen garantie op nieuwe kamer. Ondertussen zorgen alle onzekerheid en het vele verhuizen voor negatieve effecten op academische prestaties en hun mentale gezondheid, zo blijkt uit lotgenoten die ik interviewde.

 


 

senior student Paul

Paul voor Descartes Hall

“Zelfs onder college zat ik constant mijn telefoon te checken”

Neem Paul, een tweedejaars PPE-student uit Duitsland. “Ik kon niet focussen: zelfs onder college zat ik constant op mijn telefoon om te zien of ik nog updates had op mijn aanvragen voor kamers, of zat ik te kijken of er nog nieuwe kameradvertenties waren”, zegt hij. Een kamer vinden in Utrecht is voor hem al vanaf dag één een uitdaging. “Alle kamers op Facebook en Kamernet waren óf niet beschikbaar voor internationale studenten, óf alleen voor meisjes. Ik kon niks vinden voordat de eerste lessen van het jaar begonnen, dus nam ik mijn moeders auto en een driepersoonstent mee naar een camping in Utrecht. Ik had geen keuze.”

Paul kampeerde anderhalve maand. “Ik kon er niet in staan, maar het was wel oké.” Op een camping wonen bracht een hoop problemen met zich mee, om te beginnen met het Nederlandse weer. “Toen ik aankwam in september was het mooi kampeerweer; ik had een buitendouche en een fiets en het was fijn en warm. In oktober begon het met regenen, en als ik thuiskwam was de tent al overstroomd en nat aan de binnenkant. Dat was best vervelend.” In de tent studeren was ook een probleem, want er was geen elektriciteit. “Ik kende alle openingstijden en verblijfsregels van de bibliotheek en studieruimtes uit het hoofd. Ik sloot vriendschappen met de beveiligers, zodat ze me een paar uur langer lieten blijven om meer te studeren. Ik haalde al mijn vakken in mijn eerste jaar, maar ik was geregeld afgeleid.”

Na anderhalve maand vond Paul een kamer op De Uithof van studentenhuisvester SSH. Maar hij kreeg maar een contract voor zes maanden, dus moest hij vervolgens weer verhuizen. Bij gebrek aan keuze naar een dure studio op het Science Park voor de rest van het jaar. Aan het begin van zijn tweede jaar, toen zijn contract voor de studio afliep, begonnen de problemen opnieuw: “Ik heb nog steeds niks vasts gevonden, dus nu woon ik in het huis van een vriend in Rotterdam. Ik zoek een appartement in Utrecht met twee vrienden, en het is ongelooflijk moeilijk om een heel appartement te vinden; nog moeilijker dan het vinden van één kamer. Als we over een maand nog niks hebben, gaan we individueel zoeken, maar ik zou heel graag met hen samenwonen.”

In Rotterdam wonen betekent voor Paul – die geen recht heeft op een OV-studentenkaart omdat hij niet 56 uur per maand kan werken - dat hij dagelijks een flinke reis aflegt naar de universiteit: “Ik heb elke dag college en een retourtje Rotterdam kost 25 euro; ik ben aan reizen alleen 550 euro per maand kwijt. Dus het is een beetje alsof ik huur betaal. Heen en weer reizen is niet makkelijk. Het kost veel tijd en energie die ik nu niet kan besteden aan studeren en sociale activiteiten.”


 

senior student Riya

Riya, eindelijk een eigen kamer

“Ik had vakantie, maar mentaal zat ik nog in Utrecht, te stressen over een kamer”

Over sociale activiteiten gesproken: altijd half bezig zijn met een woning zoeken kan zelfs je vakantietijd binnendringen. Riya, een derdejaarsstudente Economie uit India, kon maar niet ophouden met nadenken over haar woningsituatie, zelfs toen ze in de zomer bij haar ouders was. “Mentaal zat ik nog in Utrecht, te stressen over een kamer.” In haar eerste jaar was de corona lockdown en kon ze lessen online volgen vanuit haar thuisland, In haar tweede jaar verhuisde ze naar Utrecht, naar een studio op De Uithof met een huurcontract van een jaar. Toen haar contract afliep, kostte het veel meer moeite dan verwacht om een nieuwe plek te vinden. “Bijna alle advertenties voor kamers begonnen met de tekst ‘geen internationale studenten’ of ‘alleen Nederlandssprekende studenten’. Dat was erg ontmoedigend. Mijn oorspronkelijke plan was om een plek te vinden aan het begin van de zomer, maar ik kon niks op tijd vinden. Alles wat ik tegenkwam, zat al vol, of had al honderden aanmeldingen”, zegt ze.

Omdat ze geen kamer wist te vinden voordat ze voor de zomer naar haar ouders in India ging, moest ze al haar spullen tijdelijk opslaan bij verschillende vrienden, wat een zorgvuldige planning en dure Uberritjes kostte ten tijde van haar toetsweken. “Het heeft echt effect gehad op mijn studie: zo haalde ik aan het eind van mijn tweede jaar mijn Management & Accounting-toets niet, omdat ik zo gestrest was over het verhuizen van mijn spullen en het feit dat ik geen nieuwe kamer had gevonden.” In augustus had ze geluk. Er kwam een kamer vrij bij een vriendin in Kanaleneiland en na een online hospiteeravond werd ze uitgekozen. Ze is zich nu aan het settlen en is haar kamer aan het inrichten met spullen van Ikea.


 

“Het voelt onmogelijk om iets te vinden”

Het lijkt alsof het voor Nederlandse studenten een makkie is, als je de woorden “Alleen Nederlandssprekende studenten” en “geen internationale studenten” op advertenties ziet staan. Maar ook Nederlandse studenten hebben het vanzelfsprekend moeilijk om in deze tijden van kamernood woonruimte te vinden. Dieudonnée, een vierdejaarsstudente Politics, Philosophy & Economics, moest aan het begin van de zomer haar kamer in Utrecht verlaten omdat haar contract afliep. Ze zoekt nu samen met een vriendin woonruimte in Utrecht of Amsterdam, maar het ziet er niet al te rooskleurig uit. “De meeste huisbazen of woningcoörporaties wijzen je gelijk af: ze accepteren ouders niet als garantstelling, en ik verdien niet genoeg om aan te kunnen tonen dat ik de kamer kan betalen”, zegt ze. “Omdat we samen één kamer willen delen hebben we een budget van bijna duizend euro. Maar zelfs met zoveel geld vragen huisbazen nog dat je minstens drie keer de huur verdient. Dat is niet realistisch voor een student.”

Ze woont nu bij haar ouders in een klein dorp vlakbij Alkmaar, met haar vriendin en hun kat, maar het reizen naar Utrecht kost haar bijna twee uur met het ov. “Ik ben super blij dat mijn ouders mij en mijn vriendin daar laten wonen, maar het is moeilijk om mijn vrienden in Utrecht te zien. Ik word een beetje gek in dit minuscule dorpje waar niks te doen is”, biecht ze op. Net als Paul, Riya en ik, heeft ze ook last van de zoektocht bij haar studie: “Ik leef uit verhuisdozen, dus ik ben constant dingen kwijt die ik nodig heb. Het kost zoveel tijd, energie en geld om kamers te zoeken en naar hospiteeravonden te gaan, dat studeren niet meer de prioriteit heeft.”


 

senior student Cassandra

Cassandra in haar nieuwe kamer, ver weg van de vervelende huisbaas.

“De huisbaas wilde ons het leven zuur maken”

Zelfs als je een kamer vindt op een mooie plek, voor een betaalbare huur, en een relatief lang contract, dan kan al je moeite voor niks zijn geweest als je waardeloze huisgenoten hebt, verschrikkelijke buren, of een nare huisbaas. Cassandra, een derdejaarsstudente Media & Cultuur uit Duitsland, maakte dat laatste mee. In haar eerste jaar vond ze vlug een kamer in een studentenhuis in juli 2020. De huisbaas leek wat raar, maar in haar eerste jaar ging alles prima. In haar tweede jaar werd hij plotseling vervelend, en begon haar en haar vijf vrouwelijke huisgenoten lastig te vallen. “Hij had een camera in de hal voor ‘de veiligheid’, maar hij begon ‘m te gebruiken om te checken wie er het huis binnenkwam en verliet. Hij stuurde lange berichten over hoe de buren hem verteld hadden dat we jongens op bezoek hadden en dat dat niet mocht.”

Cassandra en haar huisgenoten belden het Huurteam dat helpt bij het oplossen van problemen tussen huurders en huurbazen. Toen de huisbaas daar achterkwam, begon hij te dreigen. “Hij zei dat hij ‘slechte mannen’ en ‘vluchtelingen’ in het huis zou laten komen om ons bang te maken.” Daarna kwam hij op willekeurige tijden het huis binnen. Toen besloten de meisjes de politie in te schakelen, wat de huisbaas alleen maar bozer maakte. “Hij noemde me een nazi en een Hitlerkind, omdat ik Duits ben, daarna zei hij dat hij onze levens zuur zou maken als we niet zouden stoppen met hem lastig te vallen en te verhuizen.” Nadat ze na lang zoeken een nieuwe kamer had gevonden, schakelde Cassandra een advocaat in, die haar adviseerde om tot haar verhuizing alles op te nemen wat gebeurde op de dag dat ze verhuisde. Toch wist de huisbaas de borg van haar huisgenoot te behouden, met de claim dat ze een brandplek op de vloer veroorzaakt heeft waarvan ze zelf zweert dat die niet bestaat.

“Het vrat energie. Ik kon niet studeren omdat ik me zoveel zorgen maakte over wat hij nu weer zou doen.” Omgaan met de constante, verbale intimidatie maakte haar doodmoe en nerveus: “Hij stuurde ons lange, neerbuigende e-mails in de ochtenden, en ik was dan de rest van de dag zo zenuwachtig dat ik me nergens op kon concentreren.” Vanzelfsprekend had dit effect op haar studie. Nu Cassandra op haar een nieuwe kamer woont, is ze veel blijer, maar het kostte bijna twee jaar de tijd om iets nieuws te vinden: “Ik heb nu 7 vierkante meter en het nieuwe huis is niet geweldig, maar ik hoef me in elk geval niet meer zorgen te maken over een gestoorde huisbaas.”


Terwijl ik de verhalen aanhoor van deze studenten, maak ik mij al zorgen over de nabije toekomst. Ik heb nu een huurcontract zonder eindtijd, maar ik weet dat het hele kamerzoekproces over krap een jaar weer opnieuw begint, als ik met mijn master begin. Die wil ik heel graag in Groningen doen en daar is de kamernood ook hoog.

 

Advertentie