Ook Utrechters zaten diep in de slavernij

Veel panden op de Drift en het Janskerkhof zijn gebouwd met koloniaal geld. Archieffoto DUB

Na Amsterdam en Rotterdam heeft nu ook Utrecht onderzoek laten doen naar het eigen slavernij verleden. Het onderzoek van Nancy Jouwe, Remco Raben en Matthijs Kuipers heeft geresulteerd in het boek Slavernij en de stad Utrecht, dat op 30 juni de dag voor Keti Koti, wanneer de afschaffing van de slavernij wordt gevierd, officieel is gelanceerd. De drie onderzoekers zijn verbonden aan de faculteit Geesteswetenschappen. Ook studenten hebben aan het onderzoek meegewerkt.

“Wij hebben het slavernijverleden van Utrecht voor het eerst systematisch in kaart gebracht door middel van archiefonderzoek”, vertelt Remco Raben in een artikel op de nieuwssite van de faculteit Geesteswetenschappen. .

Zo kregen studenten de opdracht vroedschapsleden (leden van het stadsbestuur) en burgemeesters in de 17de en 18de eeuw te tellen. Zij keken daarbij naar de directe en indirecte koloniale belangen van deze ambtenaren. “Ruim 40 procent van de bestuurders had op een gegeven moment belangen in de koloniën en die waren allen op slavernij gebaseerd, ook in de Oost” vertelt Raben. “Veel inwoners van Utrecht zaten diep met hun handen in de slavernij. Met investering en eigen carrières of bestuurlijk.”

Een voorbeeld uit het boek is dat van. Hendrick van Asch van Wijck (1707-1785). Hij was plantagehouder én burgemeester én bewindhebber van de West Indische Compagnie WIC, de handelsmaatschappij die op grote schaal Afrikaanse slaafgemaakten naar Zuid-Amerika vervoerde.

Academische opleiding
In het onderzoek wordt ook naar de universiteit gekeken. Enerzijds was de academische opleiding een bakermat voor latere VOC-leiders en hun kinderen. Veel van hen kwamen later weer terug naar Utrecht om met koloniaal geld een plek binnen de stad te veroveren.

Ook binnen de universiteit hadden onderzoekers te maken met de slavernij. Zo was rector en jurist Christiaan Hendrik Trotz mede-eigenaar van een halve suikerplantage. Aan de andere kant had je ook de hoogleraar staathuiskunde Jan Ackersdijck. Hij wilde de slavernij afschaffen en rond 1840 was hij mede-initiatiefnemer van een manifest tegen de slavernij.

In het onderzoek komt eveneens Belle van Zuylen aan bod. De schrijfster volgde colleges aan de Universiteit Utrecht en in het Academiegebouw vind je de Belle van Zuylenzaal. Nancy Jouwe op de site van Geesteswetenschappen: “Belle is Utrechts trots. In ons boek geven wij wel aan dat Belle een heel comfortabel luxe schrijversleven kon leven dankzij grote koloniale investeringen. Haar familie inclusief zijzelf zat daar heel diep in.”

Universitaire panden
Inhoudelijk heeft de wetenschap ook veel gehad aan de koloniale periode. Volgens Raben is er “geen enkele discipline op de universiteit die niet op een of andere manier geprofiteerd heeft van of zelfs voortgebouwd heeft op kennis of zelfs geld uit de koloniën. Of je nu naar de medische wetenschap kijkt of naar antropologie of geschiedenis. Eigenlijk is onze hele wetenschap sterk geworteld in koloniale praktijken. Daar gaan we nog nader onderzoek naar doen.”

Universiteitsgebouwen in de binnenstad zijn eveneens deels verbonden aan de slavernij. Panden op Janskerkhof, de Drift en Kromme Nieuwegracht zijn gebouwd en verfraaid met koloniaal geld. Op de vraag of de universiteit meer aandacht aan de geschiedenis van de panden moet besteden verwijst Jouwe naar de Verenigde Staten, waar dit wel gebeurt. En ook vanuit haar  project Mapping Slavery waarin ze laat zien welke concrete relaties bestaan tussen slavernij en de hedendaagse samenleving, pleit ze hiervoor. Ook organiseert ze wandeltochten in Utrecht die de banden van de stad met slavernij laten zien.

Wie geïnteresseerd is in het boek Slavernij en de stad Utrecht kan meedoen aan onze winactie. DUB mag twee exemplaren weggeven.

Advertentie